PDA

View Full Version : Herinnering aan een groot vechtsportkampioen: Peter Smit



rollermanskunk
17-06-2013, 10:32
Herinnering aan een groot vechtsportkampioen: Peter Smit

http://www.camilleri.nl/wp-content/uploads/2013/06/Peter-Smit-685x320.jpg

Dit verhaal is geschreven naar aanleiding van de dood van karateka en kickbokser Peter Smit in augustus 2005. ‘Tattookiller’ Cor Pijnen, in het verhaal Cor P., was een hoofdverdachte. Hij kreeg vrijspraak wegens gebrek aan bewijs – een nog altijd omstreden vonnis. In de daaropvolgende jaren zou hij ‘naam maken’ als Tattookiller, maar met de liquidatie van een groot vechtsportkampioen kwam hij heel goed weg. Wie onderstaand verhaal leest mag daar zijn eigen conclusies over trekken. Toen ik het schreef, had ik het gevoel dat er veel viel recht te zetten rondom de liquidatie van Peter, die ik erg goed kende. Iedereen in zijn omgeving werkte volop mee en, hoewel ik het geen makkelijke taak vond omdat de dood van mijn vriend toch altijd nog veel emoties opriep, ook bij mij, is het verhaal heel goed ontvangen. Het deed Peter, zijn gezin en (vechtsport)vrienden, recht. Ik was – en ben – er blij om.

Bedelaars
Een zomerse dag, midden jaren tachtig. We liepen met het Nederlands karateteam een straat in, ik dacht in Boekarest, nog vóór de val van het IJzeren Gordijn. Opeens zagen we, op een rij, allemaal kinderen die op kleedjes langs de muur zaten en bedelden. Uitgeteerd, invalide, met open wonden, de één nog zieliger dan de andere. Natuurlijk klampten ze ons aan; we probeerden rustig door te lopen. Alle teams waren uitvoerig gewaarschuwd, geen geld te geven aan de bedelaars, omdat je daarmee het bedelen in stand zou houden. We zouden het proberen, want de uitleg klonk plausibel. Maar waar bij ons het verstand regeerde, was er één teamlid dat meer naar zijn gevoel luisterde. “Hé!” klonk het keihard achter ons. Peter, die het eerste kind geld gaf, met tranen in zijn ogen. “Kijk nou toch joh, dat is toch niet normaal, zo’n kind!” Bij de tweede was hij echt aan het huilen, bij de vijfde was zijn geld op en keek hij door zijn tranen heen naar zijn teamgenoten. Op een manier die je hart brak maar je ook bang maakte. En aan het eind van de straat had niemand, onder zware druk van een snotterende Peter, nog geld in zijn zak.

Eén voorval uit heel veel, maar het geeft eigenlijk de kern aan hoe ik terug kijk op Peter Smit. Nu, bijna vier jaar na zijn tragische dood, nog steeds met een groot gevoel van gemis. We hebben met het Nederlands karateteam over de hele wereld gereisd, in allerlei kroegen gezeten, feest gevierd, gelachen, verdriet en vreugde gedeeld. Peter stond open voor alles en iedereen, overal zag hij avontuur en mogelijkheden om plezier te maken. Of hij nou moest vechten in Japan, Polen of Maarheze. Een goedzak, een beest in de ring, soms ook erbuiten, maar met een hart van goud. Een heel groot kind, dat zich met ziel en zaligheid ergens in stortte. Als trainer en coach kon je geen betere pupil wensen, hij deed altijd alles honderd procent. En als hij om iets of iemand gaf, wilde hij daar alles wel voor doen. Een eigenschap die hem talloze vrienden bezorgde, maar uiteindelijk ook zijn leven kostte

Kickboksgala

http://www.camilleri.nl/wp-content/uploads/2013/06/Peter-Smit-weekendverhaal-19.png
Koen Scharrenberg

Jij bent toch Koen?’ Het was tijdens een kickboksgala begin jaren 80 in, ik dacht Den Haag, dat ik achter mij een wat hese stem hoorde. Wat ik zag toen ik me omdraaide zal ik nooit vergeten. Een fors getatoeëerde jongen zat gemoedelijk te kletsen met wat mensen, op een trapje aan de rand van de zaal. In kickboksbroek, op blote voeten, behoorlijk bezweet, handdoek om de schouders, rode bokshandschoenen aan. Blijkbaar opgewarmd en klaar om de ring in te gaan. Op zich wat wonderlijk om dan tussen het publiek te zitten natuurlijk, maar mijn mond viel echt open van het feit dat-ie doodgemoedereerd een moeizaam vast gehouden sjekkie zat te roken. ‘Jij bent toch bondscoach van het kyokushin karate?’ vroeg de vechter, blijkbaar niets bijzonders ziend in de toch wat ongewone situatie. Ik knikte bevestigend. ‘Veel mooier dan kickboksen,’ zei hij stellig. ‘Maar ja, ik wil wel regelmatig wedstrijden vechten, dus doe ik dat kickboksen erbij. Karate doe ik veel liever, zit veel meer in.’

De ringspeaker kondigde de volgende wedstrijd aan. ‘En in de rode hoek, van Budokai Dordrecht: Peter Smit!’ Gealarmeerd stootten de mensen naast de vechter, die aan een geanimeerd verhaal over karate was begonnen, hem aan. ‘Jij moet Peet!’ Hij sprong op, gaf zijn sjekkie aan iemand naast hem, keek naar mij en zei: ‘niet weg gaan hoor! Ik wil bij jullie trainen.’ Op een looppas liep hij naar de ring, klom het trapje op en sprong over de touwen. Nou, dat zal wat worden, dacht ik. Weer zo’n mafkees die denkt dat-ie met het Nederlands team mee kan trainen, alsof je daar geen topvechter voor hoeft te zijn. Die geen sjekkies rookt vlak voor een wedstrijd. Dat kon dus niks zijn, die Peter Smit.

Twee minuten later dacht ik er iets anders over. De vrij lange, tengere jongen ging in de ring tekeer als een furie. In een onwaarschijnlijk hoog tempo teisterde hij zijn fysiek veel imposantere tegenstander met een spervuur van stoten en trappen, om hem binnen de twee minuten neer te slaan. Bijna ongelooflijk – en ik had ook op dat moment al wel het een en ander gezien op vechtsportgebied. Wat mijn hart echt stal, was dat Peter Smit zijn uitgetelde tegenstander vervolgens weer overeind hielp en nog even een stevige knuffel gaf. Het publiek stond op de banken.
Maar het kan altijd nog vreemder gaan. Peter ontdeed zich van zijn handschoenen, klom gewoon weer uit de ring (een jas of t-shirt en schoenen had hij toch al niet aan) en liep – in looppas – rechtstreeks op mij af. Pakte het sjekkie weer aan van zijn maatje, nam een forse trek en vroeg: ‘wanneer trainen jullie dan?’

rollermanskunk
17-06-2013, 10:32
Snotterbel

http://www.camilleri.nl/wp-content/uploads/2013/06/Peter-Smit-weekendverhaal-18.png

Peter Smit wordt geboren op 24 december 1961 en groeit op te midden van zes broers en zussen. Het gezin woont in de Dordrechtse Zeehavenbuurt; een ruige volkswijk waar ruzies per definitie met de vuisten worden beslecht. Oudere broer Jan: ‘Peter was verreweg de kleinste van ons allemaal. En tenger, ook ten opzichte van andere kinderen. Net een meisje. Gevoelig, aanhalig, hij wilde eigenlijk met iedereen op goede voet staan, had een hart van goud. Toch kwam hij door zijn druk doen en impulsiviteit vaak in de problemen.’ Peter’s broers en zus moeten dan ook regelmatig hun broertje helpen, als hij weer eens klappen heeft gehad. Want een vechter is Peter niet. Zus Ella: ‘als je naar ‘m wees huilde hij al en kreeg-ie een snotterbel. Dan kwamen wij maar weer in actie. Want het was een lief jochie dat eigenlijk niemand kwaad wilde doen en gewoon lichamelijk het onderspit delfde.’ Peter was sowieso anders dan andere kinderen; hij wilde altijd wat ondernemen, kon geen seconde stil zitten – of liggen. Ella: ‘zijn bed was met keilbouten aan de vloer vastgemaakt, anders stuiterde hij ’s nachts de hele slaapkamer door.’

‘Achteraf denk ik: een beter voorbeeld van ADHD als Peter was er niet,’ blikt zijn grote broer terug. ‘Maar dat had je toen nog niet. Gewoon niet-normaal-druk noemden we hem. Wel altijd klaar staan voor anderen, hij wilde altijd wel dingen voor je doen.’ Peter groeit uit tot een echt straatschoffie. School lukt voor geen meter, hij hangt liever rond in de buurt en haalt kattekwaad uit. ‘Jan: ‘hij was gek op dieren, toen al. Als een hengelaar een vis binnen haalde gooide hij ‘m in het water. De visser dan hè, maar pas als die man – onder dwang – de vis weer terug had gegooid.’ Het lijkt, al met al, niet veel te worden met het tengere straatschoffie dat zich voortdurend in de nesten werkt. Broer Jan: ‘hij bleef maar knokken met iedereen, en heel vaak klappen krijgen. Ondanks dat-ie niet van ophouden wist. Dat moest veranderen. We zijn toen gaan kijken of hij niet op een vechtsport kon. Leerde hij zich beter beheersen en ook nog beter verdedigen. Bij ons in Dordt waren een paar karatescholen, maar die van Vlesenbeek stond het best bekend. Eigenlijk vond ik dat kyokushin karate te hard, Peter had er veel van gehoord en wilde toch gaan kijken.’

Karate
http://www.camilleri.nl/wp-content/uploads/2013/06/Peter-Smit-weekendverhaal-17.png

Op zijn zestiende zet Peter Smit een stap zet die zijn leven ingrijpend zal veranderen. Hij komt in aanraking met karateleraar Jan Vleesenbeek, een begrip in Dordrecht en eigenlijk heel Nederland. Een oersterke vechtsporter die heel erg hecht aan de discipline en het respect dat de keiharde Japanse vechtsport met zich meebrengt. Smit wist later smakelijk te vertellen over het verloop van die eerste kennismaking. Op de door Tristan Thiele, vriend en eveneens begenadigd karateka, onderhouden website peterhurricanesmit.nl blikte Peter Smit terug: ‘ik voetbalde in die tijd, maar ik speelde op het veld nogal hard en was zodoende een flinke tijd geschorst. Toen ben ik op aandringen van een paar vrienden van me een keertje meegegaan naar de sportschool van Jan Vleesenbeek om te kijken. Ik zat daar een beetje te giechelen om al die rare karatebewegingen die ik zag. Nog geen twee tellen later stond Vleesenbeek naast me en vroeg me waarom ik lachte. Nou, ik schrok me een beroerte natuurlijk en vertelde dat ik helemaal niet gelachen had. Waarop Jan zei dat ik beter zelf een karatepak aan kon trekken en mee moest doen. En dat heb ik toen gedaan.’ Een tamelijk onbezonnen actie; de eerste training kost Smit twee voortanden. Hij bleef er nuchter onder: ‘het is echt geen gemene sport, maar gewoon keihard.’

Trainer Jan Vleesenbeek blikt nog steeds geamuseerd terug op die eerste kennismaking. ‘Er zat echt zo’n straatschoffie langs de kant, zo’n tenger ratje, een beetje te grinniken. Dat kan niet bij karate, in de dojo hebben we altijd respect voor elkaar. Ook de toeschouwers. Dus ik denk: ik zal ‘m even stil krijgen, want niemand die ongetraind is trekt met z’n gezonde verstand een pak aan, om met ervaren jongens te sparren. Peter wel dus.’ Vleesenbeek weet niet wat hij ziet. ‘Dat snotapie kon eigenlijk helemaal niet goed vechten, ging er toch vol in. Wel beheerst, want bij ons mag je niet op het gezicht stoten en dat deed hij ook niet. Maar het was echt een soort machine, in een hoge versnelling. Uiteindelijk geen partij voor de ervaren jongens, die zich nog inhielden. Toch kreeg Peter klappen en trappen, liep op een knie en verloor een paar tanden, maar wist van geen opgeven. Ik dacht; die zien we nooit meer terug. Maar na de les zei hij dat-ie het fantastisch vond en of hij weer mocht komen. Ik dacht: die is uit het goeie hout gesneden, dat is een ruwe diamant. Als ik die kan vormen, komt-ie nog ver.’

rollermanskunk
17-06-2013, 10:34
Met hart en ziel

http://www.camilleri.nl/wp-content/uploads/2013/06/Peter-Smit-weekendverhaal-16.png
Met Jan Vleesenbeek

Het is het begin van een lange, soms moeizame maar altijd intense relatie. Vleesenbeek wordt voor Peter Smit een soort surrogaat-vader; de band met zijn echte vader is nooit echt hecht geweest. Smit traint zo vaak en zoveel mogelijk en ontwikkelt zich inderdaad tot een begenadigd karateka. Hij is een natural: iemand die het vechten in het bloed – en de motoriek – zit en die van nature kan bogen op een groot uithoudingsvermogen. Ook pakt hij kickboksen op, zij het op een karatemanier. Bij het kyokushin, de hardste karatestijl ter wereld, wordt initiatief en dominantie in het gevecht gewaardeerd door de scheidsrechters. Maar het hoogste doel is te winnen door KO of meerdere knockdowns. Kortom: er met hart en ziel ingaan. Vleesenbeek: ‘Peter had eigenlijk één vechtstijl: naar voren, de tegenstander onder druk zetten en bestoken met zoveel mogelijk stoten en trappen. Bij kickboksen komt veel meer tactiek kijken; als je mag stoten op het gezicht moet je meer afstand houden en meer ontwijken. Dat leerde Peter wel aan, maar als hij in de kickboksring stond vergat hij alle tactiek en slimme bewegingen en ging hij ervoor. Hij had een ongelooflijke drang om de sterkste te zijn, wat de Japanners ‘spirit’ noemen, hij zorgde altijd voor spektakel. Maar bleef ook altijd sportief. Binnen de kortste keren was hij dan ook een echte publiekslieveling.’

De vechtsport zorgt tevens voor een broodwinning: door het groeien van zijn reputatie en vechtcapaciteiten raakte Smit erg in trek als portier in de Dordtse horeca. Jan Vleesenbeek, die destijds ook regelmatig horecazaken beveiligde: ‘in die tijd, midden en eind jaren ’80, was het nog niet zo goed geregeld als nu, met speciale politie-inzet, waarschuwingssystemen, cameratoezicht en portiers met pasjes. De beste knokkers waren ook de beste portiers. Want een partijtje knokken tijdens een avondje uitgaan was voor veel jongens niet meer dan een leuke afsluiting, dus je kon op een avond soms meerdere keren aan de bak. Altijd met de vuist, vrijwel nooit stond je tegenover een mes of zo. Kreeg zo’n klant klappen, nou en? Werd hij een kerel van – en volgende keer beter, redeneerden die jongens. Bloedneuzen en open wenkbrauwen waren toen zo’n beetje de maximale verwondingen; het was nog lang niet zo verhard als nu. En de politie vond het vaak al lang best als je het als portier zelf met vervelende gasten ‘regelde’, zolang het niet te gek werd. Toen was het ook nog normaal, dat een gevecht eindigde als iemand dat aangaf, of als-ie gewoon genoeg had gehad. En dan gaf je elkaar een hand en dronk je inderdaad samen een biertje, of zo’n jongen kwam dan de volgende dag terug om zijn excuses aan te bieden dat hij vervelend was geweest, meestal door de drank.’

Nederlands team
Lichamelijk en geestelijk ontwikkelt Peter Smit zich ook. Broer Jan: ‘hij bleef tenger, maar werd wel peziger. Het drukke werd wat minder, maar niet veel. Hij bleef gewoon gáán, met alles. Stappen, heel veel onderweg, maar ook altijd trainen.’ Sparringspartner Tristan Thiele ondervond dat aan den lijve. ‘Hij was voortdurend bezig. Hardlopen, sparren, op de zak, om de haverklap belde hij weer. Had ik zin om wat te trainen? As je niet kon – of wilde – belde hij iemand anders. Peet werkte iedereen af, want vrijwel niemand hield zijn tempo vol, zo vaak en zo hard trainen.’

Dordrecht beschikt in die periode over een groot aantal sterke karateka. Die elkaar door een gezonde concurrentie naar een hoger niveau tillen en sterk zijn vertegenwoordigd in de Nederlandse karatetop. Na verloop van tijd werpt het intensieve trainen ook voor Peter Smit zijn vruchten af. Hij komt, na onze ontmoeting tijdens het kickboksgala, inderdaad meetrainen met de Nederlandse selectie en dwingt al snel een plaats af in het Nederlands team, in het middengewicht, van 70 tot 80 kilo. Dan begint een periode van meerdere jaren, waaraan ik, als bondscoach en als ‘gewoon’ mens, nog steeds met enorm veel plezier terug denk. Peter Smit is altijd op de trainingen; elke maand op een andere plek in Nederland, de periodes voor grote wedstrijden wekelijks of zelfs weekenden lang en elke zomer een volle week op Sportcentrum Papendal. Hij vraagt iedereen het hemd van het lijf, mij steevast over mijn wedstrijden op de WK’s en bovenal mijn trainingstijd in Japan, die hem fascineerde. Japan is dan een absolute authoriteit op vechtsportgebied, met name de ‘klassieke’ vechtsporten als karate en judo.

Het Nederlandse kyokushin karateteam staat in Japan te boek als buitengewoon sterk, domineert dan al geruime tijd de Europese karatescene en grossiert in titels. Het is, zacht uitgedrukt, een bonte mengeling van persoonlijkheden. In het zwaargewicht maken drie Hagenezen eigenlijk de dienst uit; de gebroeders Nico en Gerard Gordeau, allebei ‘jongens van de straat’; de een zal een hoog ambtenaar worden op het Ministerie van Landbouw, de ander conciërge, freefighter en beroepskooivechter. Absolute wereldtopper is Michel Wedel, toekomstig internationaal gelauwerd hoogleraar in de marketing, dan nog ‘gewoon’ werkend voor TNO als statisticus en epidemioloog. Ook een Dordtenaar, Geert Hoogeveen, draait mee aan de zwaargewichttop en komt meermalen succesvol voor Nederland uit. Hij slaapt met Peter Smit op de hotelkamer als we met het team in het buitenland zijn. Niemand anders wil, want Peter is en blijft druk. Zelfs in zijn slaap. ‘Dan moesten we altijd de bedden vlak naast elkaar zetten van Peter,’ blikt Geert terug. ‘Hij vond het anders zo ongezellig. Maar hij lag nooit een seconde stil en bleef maar praten, ik stopte pluggen in mijn oren.

Andere teamleden zijn eveneens vogels van verschillende pluimage: middengewicht Wim, mijn broer, scherpschutter in het leger en toekomstig docent op de politieopleidingsschool in vuurwapengebruik, mentale en lichamelijke vorming en ongewapend vechten. Hij heeft ook in Thailand getraind en gevochten in het thaiboksen en plukt daar in zijn karateloopbaan de vruchten van. Eric Constancia, electrotechnicus, de enige vechter die zich qua conditie en blind ‘blijven gaan’ kan meten met Peter. Een andere topper in het lichtgewicht is Dordtenaar Robbie Kroonen, zo’n beetje de Benjamin.

Alle vechters behalen nationale en internationale titels, trainen keihard samen en maken veel plezier. Het is een hecht team; vechten is winnen en verliezen, altijd emotioneel. Dat samen doormaken schept een emotionele band. Hoe verschillende persoonlijkheid je ook bent. Wim Scharrenberg: ‘het karate maakte iedereen gelijk. Er was respect voor elkaar, op basis van je houding als vechter en karateka en dat groeide uit tot echte vriendschap. Die niets met sociale status of wat dan ook te maken had.’

rollermanskunk
17-06-2013, 10:35
Auschwitz
Natuurlijk zijn er honderden anecdotes te vertellen over die tijd, maar één gebeurtenis staat me nog altijd bij. Na de EK in Polen, waar Peter en Michel Europees kampioen werden en Nederland verpletterend huis hield, gingen we iets cultureels doen: een bezoek aan Auschwitz, vlakbij Krakow, waar de wedstrijden waren. Tot groot ongenoegen van een tierende Peter Smit, die behoorlijk mank liep door diverse blessures en al helemaal geen zin in had in die onzin, want de oorlog was al zo lang voorbij. Wat had je nou aan dat gelul? Maar in karate telt de discipline altijd het zwaarst, en iedereen moest mee van mij en de andere hoge graden. Dus sloot Peter mokkend aan. Eenmaal onder de poort met ‘Arbeit macht frei’ doorgelopen viel hij helemaal stil. Als een spons zoog hij alle informatie op, de gruwelijke details over het transport, de huisvesting en, als ‘klapstuk’, de vergassing van de meer dan een miljoen joden.

De lege koffers met namen, de enorme hoeveelheid afgeschoren haar; de nagelsporen op de muren van de cellen, hij kon het amper geloven. In de gaskamers brak hij in huilen uit, waar trouwens iedereen, al die fysiek spijkerharde kerels, tegen zijn tranen vocht. Luid huilend stond hij bij de galg waar de commandant van het kamp na de oorlog was opgehangen, de man een vele malen erger lot toewensend, liefst door Peter’s handen. En bij het verlaten van het kamp bezwoer hij, nooit meer ‘kankerjood’ of een ander dergelijk scheldwoord te gebruiken. En alle Nazi-aanhangers die hij tegen kwam zouden een kort leven beschoren zijn. Die avond in het hotel bleef Peter maar vragen en doorpraten over Auschwitz, met tranen in zijn ogen. Die nacht sliep hij niet. Het duurde een paar dagen voordat hij weer de oude was.

Afzondering

http://www.camilleri.nl/wp-content/uploads/2013/06/Peter-Smit-weekendverhaal-13.png

‘Soms heb je tijdens een toernooi al zoveel trappen op je dijen gehad dat ze je bij wijze van spreken de mat op moeten tillen voor de volgende partij. Maar als ik er dan eenmaal sta, dan vecht ik gewoon weer. Zo ben ik nu eenmaal. Ik moet het vooral van mijn vechtlust hebben. Mijn grootste fout is dat ik bij sommige gevechten veel te gretig ben. Dan vlieg ik er in als een gek, terwijl je juist vaker beter je verstand kan gebruiken. Ik wil dan geforceerd een snelle overwinning op knock-out bereiken, maar bereik dan precies het tegenovergestelde. Datzelfde geldt eigenlijk ook voor het kickboksen.’ Peter kent zijn eigen tekortkomingen, onomstotelijk vastgelegd in een interview in een regionale krant. Maar het bezorgt hem wel wereldfaam, zijn enorme strijdlust. Hij verwerft de bijnaam ‘the Hurricane’ door op een dag zes tegenstanders te verslaan tijdens de Open Hawaiiaanse kampioenschappen, wint nationale en internationale karatetitels.

Alleen op de WK karate in Tokio van 1987 verliest hij dubieus van een Japanse favoriet. Het omstreden verlies geeft zijn affiniteit met karate een dreun, maar de heroïsche strijd maakt hem onmetelijk populair in Japan. Hij concentreert zich meer op het kickboksen en wint drie jaar later de wereldtitel tegen Rob Kaman, een legende in de vechtsport en onverslaanbaar geacht. Opnieuw in Tokio, het Mekka van de vechtsport, in 1990. Samen met Jan Vleesenbeek en vechters/vrienden die hem na staan bereidt hij zich vaak in afzondering voor, in de Ardennen, in afgelegen gebieden. Gedwongen door Jan, ver weg van de ‘gewone’ wereld. Want uitgaan, een biertje drinken, stappen en sociaal contact zijn voor hem niet te weerstane verleidingen. En als Peter stapt, doet hij dat zoals hij vecht: doorgaan, tot alle anderen de handdoek gooien …

In hetzelfde jaar dat Peter wint van Rob Kaman is hij ook de eerste buitenlander die een wereldkampioen thaiboksen in zijn eigen Thailand op KO verslaat; het nieuws gaat de hele wereld over. Destijds ontbreekt Youtube natuurlijk nog, maar het filmpje van zijn ongelooflijke gevecht tegen de huizenhoge favoriete kampioen Kiatsiongrit gaat de hele wereld over en wordt een symbool voor onverzettelijkheid, vechten met hart en ziel. Peter Smit, de straatjongen uit Dordrecht, kan in landen als Thailand en Japan niet gewoon over straat, zonder te worden herkend. En gewaardeerd. Hij is op het toppunt van zijn roem. Maar het zijn sterke schouders die de weelde kunnen dragen. Zelfs de schouders van een meervoudig wereldkampioen kunnen niet sterk genoeg blijken.

rollermanskunk
17-06-2013, 10:36
Vechtpartij
‘Kijk effe uit joh!’ Als de grote Antilliaan zich langs Peter dringt, reageert die verontwaardigd. In de Rotterdamse disco is immers genoeg ruimte om te lopen zonder iemand weg te duwen. Onmiddellijk heeft Smit, totaal onverwachts, een kopstoot te pakken. Hij herstelt zich en deelt een paar rake klappen uit. De portiers komen tussenbeide en Peter, nog behoorlijk opgefokt, besluit naar huis te gaan. Hij heeft binnenkort immers zeer binnenkort een kickbokswedstrijd. Maar buiten blijkt dat zijn tegenstander nog een vriend heeft – die zijn maatje wel even een helpende hand zal toesteken. De vechtpartij gaat door. Smit houdt zich staande, deelt uit en zijn tegenstanders kunnen hem niet de baas. Zelfs niet met een autokrik, hoewel zijn enkel een enorme dreun krijgt te incasseren. Dan komt er een auto aanscheuren. Peter weet het voertuig te ontwijken. Als de auto keert en weer aan komt rijden, slaagt hij erin een stoeptegel uit de grond te trekken en de voorruit in te gooien. Zijn belagers kiezen het hazenpad, maar het bot van zijn enkel is behoorlijk beschadigd. Smit krijgt gips om zijn enkel. Maar hij knipt het eraf en vecht toch zijn partij, beloofd is beloofd. ‘Dat was een cruciale gebeurtenis in zijn leven,’ blikt Jan Vleesenbeek terug. ‘Die verwaarloosde blessure zou steeds vergeren en de bodem onder zijn bestaan, het vechtsporten op niveau, weg slaan. Peter kreeg daar een enorme psychische dreun door, werd depressief. Hij begon zijn afleiding te zoeken in de drugs.’

Mensen vinden het nog steeds leuk met hem gezien te worden; zijn reputatie staat nog altijd als een huis. En in het milieu waarin sommige van Peter Smit’s fans verkeren, is vaak genoeg coke voorhanden. Smit, die altijd al regelmatig blowde, raakt echt verslaafd aan de cocaine. Jan Vleesenbeek, Geert Hoogeveen, zijn andere oude teamgenoten houden zoveel mogelijk contact, maar hij vervreemdt van hen. Zelf zie ik Peter nog regelmatig op vechtsportgala’s; het is duidelijk te zien dat hij een slecht leven leidt. De warme omhelzing, de vrolijkheid en energie zijn er nog steeds, maar vluchtig. Getekend in het gezicht, mager, tanden uit zijn mond. En hij is onrustig, kijkt snel weg, beweegt raar. Junkengedrag, denk je dan. Maar dat kan toch niet? Peter, die voor niets en niemand opzij ging, nu eronder gekregen door die rotzooi? Jan Vleesenbeek bevestigt de bange vermoedens; op een gegeven moment rookt Peter gewoon coke in zijn bijzijn. ‘Het kon hem allemaal niet meer schelen. Hij was niet meer echt bereikbaar, wilde – en kon – niet anders.’ Het deed mij pijn. Dit verdiende hij niet, die lieve, onvermoeibare knokker, de man met de grote mond en het piepkleine hartje. Maar ik legde me er, net als iedereen, bij neer. Peter zou niet de eerste en zeker niet de laatste zijn.

Verslaving

http://www.camilleri.nl/wp-content/uploads/2013/06/Peter-Smit-weekendverhaal-11.png
Met Jan Oosterbaan

Een aantal jaren leeft Smit van een uitkering en kleine diefstalletjes, om zijn verslaving te bekostigen. Net als voorheen komt hij, ondanks zijn geduchte reputatie, vrijwel nooit met de politie in aanraking. Jan Oosterbaan, een trainingsmaatje en goede vriend, zelf wereldkampioen kickboksen in het zwaargewicht geweest, weet waarom. ‘Hij was gewoon geen harde crimineel. Als hij vocht deed Peter dat vaak voor anderen, maar dat was altijd al. Vrienden die bij hem kwamen uithuilen, op zijn gemoed werkten omdat ze zo slecht waren behandeld door die-en-die. Of hij pakte de echte etterbakken, dat de politie blij was en hem lekker liet lopen. Die drugs veranderden hem wel, maar haalden niet het allerslechtste in hem naar boven. Dat zat er gewoon niet.’

Smit is vader van twee kinderen, Kayleigh en Brandy. Hij is stapelgek op de meisjes, heeft alles voor ze over, wil ze alles geven. Dat lukt hem maar ten dele, want zijn verslaving kost veel geld. Dan, in 2000, pleegt hij een ramkraak. Impulsief en onvoorbereid. Hij wordt dan ook al snel gepakt en moet zeven maanden de gevangenis in. Het diepste punt in zijn leven lijkt bereikt. ‘Toch, het klinkt vreemd,’ meent Jan Oosterbaan, ‘maar al zijn vrienden, familie en kennissen weten nu: dat was het beste dat Peter ooit is overkomen.’

Het is rustig in de brasserie ‘Gallery’ aan de Rotterdamse Bergweg. De aantrekkelijke blonde bardame serveert een biertje aan een bijzonder uitgelaten man. Peter Smit is net weer ‘buiten’ en viert zijn vrijheid met een biertje in het eetcafé. ‘Ik vond hem een beetje eng,’ blikt barjuffrouw Carla Roovers terug. ‘Hij zag er best ruig uit, slecht gebit, veel lawaai. Maar wel heel opgewekt, aanstekelijk enthousiast.’ Smit, wiens relatie met de moeder van zijn kinderen stuk liep toen hij gedetineerd zat, valt als een blok voor de barjuffrouw. ‘Hé schat, geef me een zoen!’ roept hij. ‘Nu niet en nooit niet,’ antwoordt Carla. Een uitspraak waarmee Peter haar later nog vaak zal pesten. Want luttele weken later wonen ze samen.

‘Hij had zoiets liefs, zo ontwapenends,’ herinnert Carla zich, ‘heel stoer, maar ook weer kwetsbaar. Ik vond hem bijna onweerstaanbaar. En hij gaf niet op, bleef me maar proberen me mee uit te krijgen. Niet opgeven, altijd willen winnen is natuurlijk het verhaal van zijn leven. Maar dat wist ik toen nog niet.’ Ze zijn tot over hun oren op elkaar verliefd. Carla, dan 21, vindt het allemaal wel snel gaan. ‘Peter wilde heel graag samen wonen, want dan had hij recht op zijn kinderen. Het ging niet goed met hun moeder, die aan de drugs zat en geen vaste woon- of verblijfplaats had. Dat hij zijn kinderen een thuis kon bieden was zo belangrijk voor hem, dat ik maar akkoord ging. Op gevoel, impulsief. Gelukkig maar, denk ik nu.’

rollermanskunk
17-06-2013, 10:38
Wederopstanding

http://www.camilleri.nl/wp-content/uploads/2013/06/Peter-Smit-weekendverhaal-10.png

In de gevangenis heeft zich namelijk een klein wonder voltrokken. ‘De Hurricane was weer terug,’ constateert Jan Vleesenbeek. ‘Peter had ergens in zichzelf de kracht gevonden om totaal af te kicken. Voor zijn kinderen, vertelde hij later. Het idee dat zij een junk als vader hadden kon hij niet verdragen. En dat hij, als trotse vechter, voormalig wereldkampioen, zich door de drugs KO had laten krijgen, zoals hij zelf zei.’

Weer laat Smit iedereen versteld staan, van zijn vrienden en familie tot de reclassering, die hem kwalificeert als ‘buitengewoon gemotiveerd meewerkend.’ Trouw brengt hij zijn plasje voor controle op drugs vanuit Rotterdam, waar ze wonen, naar het kantoor in Dordrecht. ‘Hij maakte daar altijd een uitje van. Broodje eten, even winkelen, gewoon gezellig. Iedereen zei: hij is weer zoals hij vroeger was. Vóór die inktzwarte periode, zoals Peter zijn drugsjaren zelf noemde.’ Dirk Stal, Dordtenaar en ‘kickboksprofessor’, verzamelde al jarenlang documentatie, video’s en dvd’s over kickboksen in het algemeen en Peter Smit in het bijzonder. Hij zag diens teloorgang, maar maakte ook zijn wederopstanding mee. ‘Peet werd van een junk tot weer een sterke, enthousiaste kerel. Hij was weer trots op zichzelf, kreeg ook weer aandacht voor zijn verleden. Jarenlang wilde hij daar niet aan herinnerd worden.’ In een mum van tijd liep iedereen weer met ‘Peet’, zoals zijn vrienden en bekenden hem steevast noemen, weg.

Ik was blij, kon bijna niet geloven dat zo’n vreselijk verhaal zo goed kon aflopen. En hield toch mijn hart min of meer vast. Hoewel: in zeker opzicht oogst Peter Smit in die periode wat hij altijd zaaide. Vriendschap, en hulp van de mensen voor wie hij er vroeger altijd was. Een vriend betaalt de ingreep voor een nieuw gebit, een ander zorgt dat hij sportles kan geven, vervolgens kan hij echt gaan werken in een sportschool. Carla: ‘hij merkte ook, dat zijn reputatie nog steeds overeind stond. Dat kwam natuurlijk goed van pas om geld te verdienen.’

De beiden krijgen een zoontje: Bradley. Peter is de koning te rijk: een opvolger in de ring en op de mat misschien .. Maatschappelijk gaat het met vallen en opstaan; één sportschool waar hij werkt wordt opgeheven, bij een andere kan hij zich niet verenigen met het gevoerde beleid – de sportschool ‘Hurricane Gym, die hij met een compagnon samen opzette loopt op de klippen omdat ze het niet eens worden over het beleid, hij uiteindelijk ruzie met de compagnon krijgt en Smit zich uit de sportschool terug trekt…. met name omdat zijn trots in deze school zit en hij daar niet alleen een beetje les wil staan te geven, maar invloed op zaken hebben die hij belangrijk vindt.

Hij gaat wel weer karateles geven, zelf trainen lukt niet zo goed vanwege de enkel, die toch permanente schade heeft opgelopen. Smit start een beveiligingsbedrijfje voor de horeca. Diverse ervaren portiers werken voor hem, op de achtergrond is hij zelf nadrukkelijk aanwezig en dat zorgt voor veel rust in de tenten waar zijn mensen actief zijn. Ook heeft hij een glazenwasserbedrijfje opgezet en is mede-exploitant van tattooshops. Carla doet de boekhouding en heeft, eigenlijk, de zakelijke leiding. Het loopt.

Jongens met geld
Ik zal zelf ook nog een staaltje van het ‘gunnen’ aan Peter meemaken, aan de vooravond van het allereerste K-1 kickboksgala in Nederland in 2001. In de Arnhemse Rijnhal zit een aantal vechtsportliefhebbers uit, laat ik maar zeggen alle geledingen van de maatschappij, bij elkaar. Het gesprek komt op Peter, die nog steeds heel moeilijk loopt en eigenlijk een kostbare, niet door de verzekering vergoede operatie aan zijn enkel moet ondergaan. Niemand aarzelt, en zoals het vaak gaat wanneer ‘jongens met geld’ bij elkaar zitten: de een geeft nog net wat meer dan de ander. Binnen enkele minuten is er 8000 gulden bij elkaar. Om te beginnen. Peter kan de ingreep ondergaan, die hem veel zal helpen maar niet klachtenvrij maakt. Als hij het nieuws hoort staat het huilen hem nader dan het lachen. ‘Teringlijers,’ is alles wat hij met verstikte stem kan uitbrengen. Uit zijn mond klinkt het inderdaad als een kooswoordje.

Ook tijdens dat K-1 kickboksgala is er een moment dat ik Peter echt volmaakt gelukkig zie. Kazuyoshi Ishi, de Japanse grondlegger van het K-1 en wereldwijd bewonderd en gewaardeerd, ziet Peter en klimt over enkele tribunebanken heen om hem een hand te geven. Ishi, zelf oud-karateka uit het kyokushin karate, doet zoiets normaliter nooit; in de vechtsportwereld komt iedereen naar hem toe. Peter glundert, al doet hij onverschillig. Maar de hele avond is hij op zijn best, lachend en grappend als vanouds.

In die tijd zie ik Peter weer regelmatig. Hij maakt vrijwel altijd een frisse, goeie indruk. Aangekomen, hij weegt in de negentig kilo, maar het maakt hem ook breed en massief. Altijd even spontaan en vrolijk. Hij is geen heilige geworden. Peter geeft ruiterlijk toe dat hij af en toe nog wel eens een ‘incasso’tje’ doet: moeilijk inbaar geld voor zakenmensen ophalen. Maar hij bezweert dat daar nooit geweld bij wordt gebruikt; zijn naam en verschijning zijn voldoende. En ondersteunt dat afdoende: anders liep hij echt niet lang ‘buiten’ rond. Hij past terdege op, want ‘binnen’ zitten, in de gevangenis, wil hij nooit meer.

Kortom, ‘the story of Hurricane’ lijkt voor alle betrokkenen een happy end te hebben. Totdat, in juni 2005, een voorval plaats vindt dat het begin is van een onstuitbare reeks gewelddadigheden en bedreigingen, met amper twee maanden later een gruwelijke afloop.

rollermanskunk
17-06-2013, 10:39
Afpersers

http://www.camilleri.nl/wp-content/uploads/2013/06/Peter-Smit-weekendverhaal-9.png
Kazuyoshi Ishi

Het is zaterdagavond, 25 juni 2005. In cafe Havana aan de Broervest in Schiedam ontmoet de in dezelfde plaats woonachtige Bart K. enkele mannen, onder wie de beruchte criminelen Cor P. en Melfrim S. de eerste, Cor P., staat bekend als ‘de Paling’. Hij is al vaak opgepakt voor tal van delicten, maar ontsnapte uit politiewagens, zwom ooit een gracht over en ontliep een aanhouding en kwam ook onder schijnbaar onontkoombare veroordelingen uit. Hij staat bekend als gewelddadig en vuurwapengevaarlijk. De andere man, Melfrim S., is telg uit een beruchte Schiedamse criminele familie, die veelvuldig in het nieuws kwam vanwege allerhande (gewelds)misdrijven en voor wie eigenlijk iedereen in Rotterdam en omstreken sidert. Zware jongens. Bart K. daarentegen heeft ‘slechts’ een reputatie binnen de softdrugswereld; hij zou handelen in wiet en pillen. Maar K., die in redelijke welstand leeft, is zeker geen grote jongen, eerder een kleine vis in het criminele vijvertje van Schiedam.

Bart K. is enige tijd daarvoor gevraagd, verklaart hij later, om een monster van xtc-pillen te regelen voor Cor P. Dat lukt hem niet. En Cor P. is daar zeer verbolgen over, blijkt die bewuste avond in het cafe. Cor claimt dat hij daardoor zo’n 20.000 euro in de schuld staat bij een mogelijke afnemer. Die moet Bart vergoeden, en wel onmiddellijk. Onder dwang gaat hij mee naar buiten, naar de auto. En daar krijgt hij van De Paling een vuurwapen op zijn hoofd en moet zijn Rolex en telefoon afgeven. Die krijgt hij terug wanneer hij het geld kan geven. Zijn telefoon krijgt hij snel terug; de afpersers hadden er niet aan gedacht dat Bart dan wat slecht bereikbaar zou zijn. Maar de Rolex, nieuwwaarde zo’n 17.000 euro, blijft in hun handen. Op 27 juni doet Bart K. aangifte van de afpersing.

Een ‘alledaags’ crimineel voorval, goed gebruik in de onderwereld. Je zegt, als je jezelf en je maatjes sterk genoeg vindt, dat je door iemand – die zwakker is dan jij, of geintimideerd door je reputatie – geld bent kwijt geraakt en dat hij de ‘schade’ moet vergoeden. Meestal wordt het dan wel geregeld via afbetaling, al dan niet in termijnen, door wat drugs te leveren, of anderszins. Easy money voor de afpersers. Tenzij je Bart K. heet en je, toen een bekende vrij kwam uit de gevangenis, hem hebt geholpen en gesteund. financieel, maar ook door een auto ter beschikking te stellen. En die bekende Peter Smit heet. Een man die altijd voor zijn vrienden op wilde komen. Helemaal als ze hem hadden geholpen toen hij in de shit zat.

Carla: ‘Peter was woest toen hij het verhaal hoorde. Hij zag het als een persoonlijke aanval, een erezaak om de Rolex terug te halen. Ze moesten niet fucken met zijn vrienden, wie het ook waren. En hij noemde die jongens, begin 20, ‘apies’. Een generatie die nog moest leren respect op te brengen voor ouderen. Helemaal als die ouderen overal in de ring hadden gestaan en goed konden vechten. Met hun vuisten. Aan wapens had hij schijt. Ik probeerde hem gelijk te waarschuwen, want dit waren gevaarlijke gasten, die rare dingen konden doen. Maar hij wilde niet luisteren. Vanaf het begin zat hij er middenin. Dit moest worden opgelost, het was persoonlijk voor hem.’

Het klokkie moet terug
Smit beperkt zich vooralsnog tot telefoonverkeer. Dat gaat er niet zachtzinnig aan toe. Norman S., neef van afperser Melfrim, krijgt – volgens justitie – over de telefoon te horen dat Smit diens minderjarige broertje zal ontvoeren ‘en voor elke dag dat het horloge niet terug komt een vinger van de jongen breekt.’ Stoere taal, die de kickbokser nooit waar kan – en wil – maken, weet iedereen die hem kent. Ook is er een korte ontmoeting, in een ander café. Daar wordt over en weer gedreigd, zonder dat er iets gebeurt. Kemphaantjesgedrag, territorium bepalen, het blijft bij proberen te intimideren. Maar toch … de toon is gezet. Cor P. en zijn vrienden nemen het blijkbaar wel serieus, wijst het vervolg uit.

Begin augustus. Een nieuwe afspraak is gemaakt tussen de beide partijen. Er is weinig over bekend, want alle betrokkenen houden hun mond. Maar wat wel wordt verteld: Peter Smit is op de vuist zijn gegaan met Louis de V., een maatje van Cor Pijnen. Met ‘verpletterend’ resultaat; de behoorlijk grote Louis de V. krijgt een stevig pak rammel. Smit belt opnieuw met de groep van Cor P. en meldt dat ze ‘gasten van twee bij twee’ op hem af kunnen sturen, maar dat hij ze rauw lust ‘omdat ik voor een eerlijke zaak vecht.’ Het ‘klokkie’ moet terug, anders escaleert het nog meer. Carla: ‘hij kon voor zijn gevoel niet meer terug, en wilde het afmaken. Hoe ik hem ook vroeg te kappen. Want het werd steeds grimmiger. Die jongens konden dat natuurlijk ook niet over hun kant laten gaan.’

De eerste week van augustus. De spanning stijgt. Die week wordt Smit meermalen behoorlijk dreigend gebeld door een Joegoslaaf, die met hem wil afspreken. Dringend. De Joego noemt zijn naam. Hoewel hij zegt dat Peter hem moet kennen, rinkelt er bij Smit geen enkel belletje. Als hij echter contact opneemt met een eveneens Joegoslavische vriend en vraagt wie de man op het terras is, krijgt hij te horen dat hij beslist niet moet gaan, want de man staat bekend als een ‘moordmachine’. Op zaterdag 6 augustus krijgt Peter opnieuw telefoon. Hij besluit de ontmoeting door te laten gaan, want hij raakt enorm gestresst door de dreiging en is er bovendien van overtuigd dat hij de zaak goed uit kan leggen De Joego moet naar eetcafé de Gallery komen in Rotterdam, op het hoekje van de Bergweg.

Zijn Joegoslavische vriend is bang dat het uit de hand zal lopen en besluit mee te gaan; andere vrienden sluiten zich aan. ‘Het begon angstig veel op een misdaadfilm te lijken,’ blikt Carla terug. ‘Alsof er een bendeoorlog dreigde.’ Ook Bart K. moet mee; hij is immers de man met wie het allemaal begon en kan het hele verhaal vertellen. Uit getuigenverklaringen van de ontmoeting blijkt, dat de vijandige Joegoslaaf op het terras zit en vrienden van Peter Smit daar ook zijn gaan zitten. Smit zelf loopt dan met geopende, opgeheven handen naar de Joegoslaaf toe en zegt: ‘kom je hier om mij te vermoorden? Nou schiet dan maar. Of wil je horen waarom je hier nou bent gekomen?’

De tactiek werkt. Smit en Bart K. horen, dat de Joegoslaaf geld van Cor Pijnen te goed heeft. Die heeft verteld dat hij bij Peter en Bart K. 20.000 euro kan ophalen. De beiden leggen het verhaal uit. ‘Je bent gebruikt,’ voegt Smit de man toe. Die belt met een andere kennis, een goede bekende van Smit, en hoort dat de voormalig kickbokskampioen honderd procent op zijn woord te vertrouwen is. Hij gaat overstag en is nu pissig op Cor Pijnen; hij is blijkbaar inderdaad gebruikt, De mannen gaan uit elkaar. ‘Jij krijgt je klokkie terug,’ voegt de Joegoslaaf Bart K. nog toe. Daar zal hij zorg voor dragen. Smit belt Cor Pijnen: ‘je ziet het, Joego’s op me af sturen werkt ook niet. Ik kom met meer terug. Wees nou verstandig en geef de Rolex terug.’

rollermanskunk
17-06-2013, 10:40
Escalatie
Die week heeft Smit bijna dagelijks telefonisch contact met Cor P. Hij voert de druk op. Het duurt al veel te lang. Vrijdag de 12e augustus accelereert de zaak. Smit zit met Carla in de auto, als Cor P. belt. Carla: ‘het eerste dat ik hem hoorde zeggen was: ja, ik ben alleen. En: nee, daar kom ik niet naar toe. Ik voelde gelijk dat het fout zat, dat ze hem ergens naartoe wilden lokken. Peter werd echt de hele tijd aan de praat gehouden, alsof hij niet iemand mocht bellen. Hij keek me aan en maakte een gebaar van: bellen! Daar was ik al mee bezig; ik vroeg drie van zijn vrienden om ons tegemoet te rijden als een soort bescherming, mochten ze iets van plan zijn. Terwijl Peter met Cor sprak, vertelde ik hun voortdurend waar we reden. Toen ze in de buurt waren, gaf Peter toe en sprak af in café De Knipoog in Schiedam.’ Zodra Smit en Carla daar parkeren, hangt hij op en komt een jonge man op de auto af lopen.

Lang, achterover gekamd zwart haar, normaal postuur: Cor Pijen. Als hij vlakbij is, kijkt hij naar binnen en ziet Carla naast Peter zitten. ‘Hij maakte toen een gebaar met zijn duim, zo heen en weer, omlaag,’ herinnert Carla zich haarscherp. ‘Dat het niet goed was, denk ik, want Peter was natuurlijk niet alleen.’ Smit stapt uit, zijn vriendin blijft in de auto zitten. Ze zegt dat ze nog even moet bellen. Dan ziet ze, als Peter en Cor het cafe binnen lopen, een donkere geklede man er onmiddellijk achteraan lopen. Een andere man gaat voor de deur staan, overduidelijk om de zaak te observeren. Alles wijst op een gewelddadige escalatie.

Op hetzelfde moment komen, tot Carla’s grote opluchting, Peter’s vrienden aangelopen. Ze zien Carla, die gebaart dat het helemaal niet goed zit en met een hoofdknik naar de man voor het café wijst. De vrienden lopen langs hem heen en gaan snel naar binnen. In het cafe zit de donker geklede man aan de bar. De vrienden doen of ze Peter niet kennen, maar het is duidelijk dat hun plotselinge aanwezigheid de aandacht trekt.

Na enkele minuten komt Peter weer naar buiten met Cor. Ze praten nog even. De man die voor de deur stond mengt zich ook in het gesprek. Cor Pijnen loopt naar de auto toe en kijkt Carla indringend in de ogen. Peter ziet het, loopt naar hem toe en vraagt: ‘wat moet jij bij mijn wijf?’ Cor kijkt hem aan. Dan, onverwachts, zegt hij: ‘ach, laten we maar vrienden worden. Dan kunnen we allebei nog wat verdienen.’ Smit tikt hem op de schouder en zegt: ‘wat je wilt vriend. Als dat klokkie maar terug komt.’

In de auto vertelt hij, dat hij niet begrijpt waarom hij opeens daar naartoe en ook nog eens alleen moest komen. Omdat ze alleen maar wat ‘lulpraatjes’ verkochten, en aanboden, dat Peter een beetje kon gaan dealen voor hun. Daar moest Smit om lachen, want hij deed niet in drugs. Bij Carla gaan alle alarmbellen af. ‘Ze willen je wat aandoen Peet, je moet ermee stoppen.’ Maar Smit lacht haar zorgen weg. ‘Peet zei dat ik me niet druk moest maken. Ze waren bang en het klokkie is bijna terug. Ook zei hij dat hij liever dood geschoten zou worden, dan dat ze zouden denken dat hij onder de indruk van hun was. En als ze hem zouden doodschieten ze in elk geval bang van hem waren …. Hij lachte, dacht dat het al zo goed als opgelost was. Ik was bang, hij nam het veel te luchtig op. Had hij mij toen maar serieus genomen.’

Drie knallen
Maandag, 15 augustus. Carla en Peter zitten rustig te eten op de bank van hun appartement in de Rotterdamse Jensiusstraat. In de dagen na de ontmoeting bij De Knipoog is het contact tussen Peter Smit en Cor Pijnen aanzienlijk verzacht. De kickbokskampioen gaat er van uit dat het horloge gewoon terug komt. Om iets over half zes gaat de telefoon. Peter neemt op en luistert even; Carla ziet zijn gezicht vertrekken. ‘Hij werd helemaal bleek. Cor wil me zien, zei hij. Als een idioot sprong hij op, schoot zijn schoenen aan. Hij nam niet de tijd om sokken aan te trekken. Hij rende bijna het huis uit, met zijn pijnlijke enkel, vergat zelfs zijn telefoon. Achteraf denk ik, dat hij mij en de kinderen heeft willen beschermen. Want Cor Pijnen bleek vlakbij ons huis te zijn. Ik riep hem achterna: Peet, ga niet, dit is niet goed, maar hij luisterde niet, hij leek wel in paniek. Hij sprong in de auto en scheurde weg.’
Het is de laatste keer dat Carla haar levenspartner in levende lijve ziet.

Vlak om de hoek pikt Peter Smit Cor Pijnen op. Ze rijden naar de Meidoornsingel, een gewone straat in Rotterdam-Noord. Het is even voor zessen en overal zijn mensen. De auto stopt bij een paadje langs een huizenblok. Ooggetuigen zien dat Peter en Cor nog even praten. Dan loopt Cor weg, tussen de bosjes en het huizenblok door. Seconden daarna komt een in een donker trainingsjack met capuchon over zijn hoofd getrokken man de bosjes uit. Hij heeft witte latex handschoenen aan; in zijn handen houdt hij een pistool, gericht op Peter Smit. Er klinken drie knallen; Smit valt, van achteren getroffen, draait in de val om en komt op zijn rug terecht. De schutter loopt tot dichtbij de kickbokser en schiet zijn pistool leeg. Dan rent hij weg, ook langs het huizenblok. Peter Smit, wereldkampioen kickboksen en vermaard karateka, is vrijwel op slag dood.

De schutter rent door het gangetje en komt een inwoner van een centrum voor verstandelijk gehandicapten tegen. Die haakt hem, in een reflex, pootje. De moordenaar valt half en rent door. Andere getuigen zien hem onder meer een trainingsjack uittrekken en weggooien, vinden latex handschoenen langs de vluchtroute. De technische recherche treft later ook nog een bivakmuts aan, plus een leeg geschoten pistool, een FN Browning 7.65.

Carla krijgt rond zessen een telefoontje van een vriend. Er is geschoten in de buurt van de Meidoornstraat en Peter’s auto staat daar. In vliegende vaart rijden ze erheen. Als ze volledig over haar toeren uitstapt, komt een politieman haar tegemoet. Hij geeft haar een hand en schudt nee. Ze vraagt: ‘dood?’ Hij knikt. Ja, dood. Ze wil naar Peter toe, die achter een politiebusje ligt, maar dat mag niet. Daarna weet ze niets meer. Ik hoor het diezelfde avond. Sms-jes vliegen in het rond, iedereen in de vechtsportwereld bericht elkaar. Niemand kan erover uit. Peter was natuurlijk Peter; had heel veel vrienden, ook vijanden. Maar niemand kan zich voorstellen dat hij ooit iets zou doen waardoor hij zo’n dood zou ‘verdienen. De verslagenheid is groot. Jan Oosterbaan belt mij en we huilen samen. We begrijpen er niets van. Waarom toch? Juist nu hij zijn leven weer op de rit had staan.

rollermanskunk
17-06-2013, 10:41
Begrafenis

http://www.camilleri.nl/wp-content/uploads/2013/06/Peter-Smit-weekendverhaal-3.png

Op zaterdag 20 augustus 2005 wordt Peter Smit begraven. Bijna 3000 in het wit geklede mensen komen naar de plechtigheid. Zo’n 150 karateka’s uit de hele wereld vormen, in hun traditionele pakken, een erehaag. De grootste kerels huilen als kleine kinderen. Jan Vleesenbeek spreekt, Carla houdt een aangrijpende speech. Buiten staan speakers, Peter’s favoriet housemuziek schalt over de begraafplaats. Ik hoor het via de telefoon. Zelf kan ik er niet zijn; ik ben twee dagen daarvoor geopereerd. Ik vind het vreselijk. Nooit meer die drukte, dat karakteristieke gelach, de eindeloze serie geintjes.

Het onderzoek verloopt voorspoedig; politie en justitie gaan er vol in. Getuigenverklaringen leveren signalementen op. Kan niet missen, meent justitie. Cor Pijnen en een neef van hem, de schutter: Iron I. De man die bij de ontmoeting in Café de Knipoog buiten stond te wachten. Op het wapen, trainingsjack en de latex handschoenen zitten kruitsporen. En er wordt op de meeste spullen DNA gevonden. Inderdaad: van Cor Pijnen en Iron I. De race lijkt gelopen. In maart 2006 krijgen de neven allebei vijftien jaar opgelegd. *‘Een kille en weerzinwekkende afrekening,’ oordeelt de rechtbank. ‘Ik was er blij mee,’ blikt Carla terug. ‘Nu kon ik aan de kinderen vertellen dat de moordenaars van hun vader in de gevangenis zouden zitten totdat zij groot waren.’

Vrijgesproken
Maar dan, in hoger beroep, gebeurt iets wat familie en vrienden van Smit ongelooflijk vinden. Cor ‘de Paling’ P. doet zijn bijnaam eer aan. Hij wordt vrijgesproken. Het Hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat hij willens en wetens Peter Smit naar zijn moordenaar heeft toegebracht. Iron I., die veertien jaar krijgt, heeft misschien buiten medeweten van de Paling om de moord voorbereid. Cor’s DNA kan tijdens eerdere handelingen op kleding en het wapen zijn gekomen. Er zijn geen ooggetuigen die hem tijdens het schieten op de plaats delict plaatsen. Ondanks verklaringen van een internetcaféhouder en buschauffeur, die hem tijdens en na de moord zouden hebben gezien – maar dat niet kunnen bevestigen.

Juridisch staat het vonnis, zal ook de Hoge Raad in cassatie bevestigen. Maar voor ‘gewone’ mensen is het niet te begrijpen. Voor Carla en de kinderen, familie en andere betrokkenen, is het een enorme klap in het gezicht. ‘Niet dat we door die straf Peter terug krijgen, maar je denkt toch: gerechtigheid. Als je verder niets meer hebt, richt je jezelf daarop. Het verzacht de pijn een beetje.’

Spirit-prijs
Bijna acht jaar na dato leeft Peter Smit nog steeds voort in de herinnering. Op wedstrijden is er de Peter Smit Spirit-prijs, op internet de Memorial site. Hij wordt node gemist, ook door mij. Het oude liedje: als iemand er niet meer is, ga je pas realiseren hoeveel hij voor je betekende. Voor zijn naaste vrienden en familie is het gemis natuurlijk het grootste. In Budokai Vleesenbeek hangen zijn foto’s op prominente plaatsen. ‘Verschillende jongens zijn na zijn dood weer begonnen met karate, uit eerbetoon naar Peter,’ vertelt Jan Vleesenbeek. Geert Hogeveen is een van hen; hij werd op zijn 45e zelfs internationaal kampioen karate bij de veteranen en droeg zijn overwinning aan Peter op. Jan Oosterbaan haalde de wereldtitel kickboksen bij de veteranen en deed hetzelfde. K-1 superster Peter Aerts, die de energieke vechtsporter diep in zijn hart had gesloten, vecht vanaf Smit’s dood met een speciale kickboksbroek. Peter Smit, R.I.P. staat erop. Rest In Peace. Een zeldzaam eerbetoon, want ook Aerts is een groot kampioen, een legende in Japan en wereldwijd.

In het huis van Carla hangt een groot schilderij, staan talloze foto’s en trofeeën van vroeger. Elke ochtend hebben de kinderen en zij een vast ritueel. Als ze de huiskamer binnen komen, gaan ze tegenover het schilderij van Peter staan, in gevechtsstand, en groeten het. ‘Een teken dat we het nooit op zullen geven. Hoe verdrietig het soms ook is, hoe erg we hem missen. Peter zei altijd: je bent het wijf van de Hurricane, jullie zijn z’n kinderen. Gedraag je ernaar!’

Inmiddels is het 2013. Peter Smit is nog steeds niet vergeten. Op vechtsportfora circuleert zijn naam nog vaak. Regelmatig worden er artikelen en*filmpjes van zijn partijen gepost door ‘kickboksprofessor Dirk Stal,* die altijd weer waardering krijgen. Carla Roovers, Jan Vleesenbeek, zijn naaste familie: Peter wordt vreselijk gemist door iedereen. Hij heeft mensen aangeraakt, iets gegeven waardoor ze hem niet, wellicht nooit, kunnen vergeten.

rollermanskunk
17-06-2013, 10:42
Bron: http://www.camilleri.nl/2013/06/herinnering-aan-een-groot-vechtsportkampioen-peter-smit/

cornelus
17-06-2013, 11:02
reps..
Osu

(dat ene fotootje is volgens mij ook Vleesenbeek en niet Oosterbaan)

Kemal
17-06-2013, 11:11
bedankt!

basblue
17-06-2013, 13:54
Mooi artikel, mooie vechter, Osu!