Anonymous
13-07-2005, 13:42
Dit zijn vragen die echt gesteld zijn door procureurs of advocaten aan getuigen gedurende processen en, in sommige gevallen, de antwoorden die enkele pientere getuigen gaven.
Deze zinnen komen uit een boek genaamd " Disorder in the court". Op de vertaling na zijn de zinnen exact geschreven zoals ze uitgesproken werden.
G=Getuige en A=Advocaat
______________________________________
A: Wat heeft het onderzoek van het stukje weefsel van de vagina gegeven?
G: Sporen van sperma.
A: Mannelijk sperma?
G: Dat is het enige dat ik ken.
______________________________________
A: Op de morgen van de 25e juli ben je te voet van je hoeve naar de eendenvijver gegaan?
G: Ja.
A: Dus je bent op enkele meter van de eendenren voorbij gekomen?
G: Ja.
A: Is er je iets speciaals opgevallen?
G: Ja.
A: Goed, kan je aan het Hof vertellen wat je gezien hebt?
G: Ik heb George gezien.
A: Je hebt George gezien, de beschuldigde in dit proces?
G: Ja.
A: Kan je aan het Hof vertellen wat George aan het doen was?
G: Ja.
A: Wel, kan je het zeggen alstublieft?
G: Hij zat met zijn spel in iin van de eenden.
A: Zijn "spel"?
G: Je-weet-wel, zijn l... Ik wil zeggen zijn penis.
A: Je bent voorbij de eendenren gelopen, er was voldoende licht, je was nuchter, je ziet goed en je hebt duidelijk gezien wat je ons uitgelegd hebt?
G: Ja.
A: Heb je hem iets gezegd?
G: Jazeker.
A: Wat heb je hem gezegd?
G: "Hi George!"
______________________________________
A: Wat is je geboortedag?
G: 15 juli
A: Welk jaar?
G: Ieder jaar.
______________________________________
A: Tast deze ziekte werkelijk je geheugen aan?
G: Ja.
A: Op welke manier tast ze je geheugen aan?
G: Dat ben ik vergeten.
A: Je bent dat vergeten. Kan je ons een voorbeeld geven van wat je vergeten bent?
______________________________________
A : Kan je ons zeggen wat het eerste was dat je man gezegd heeft toen hij die morgen wakker kwam?
G: Hij heeft gezegd:" Waar ben ik Cathy?"
A: En waarom ben je dan zo woedend geworden?
G: Mijn naam is Susan.
______________________________________
A: Waar heeft het ongeluk plaatsgehad?
G: Ongeveer aan kilometer 499.
A: En waar bevindt zich kilometer 499?
G: Vermoedelijk tussen de kilometers 498 en 500.
______________________________________
A: De jongste zoon, deze van 20 jaar, hoe oud is hij?
______________________________________
A : Was je aanwezig toen je foto werd genomen?
______________________________________
A: Was het jij of je broer die gedood werd tijdens de oorlog?
______________________________________
A: Heeft hij je gedood?
______________________________________
A: Op welke afstand bevonden de voertuigen zich op het moment van de botsing?
______________________________________
A: Je was daar tot je vertrok, is dat correct?
______________________________________
A: Hoeveel maal heb je zelfmoord gepleegd?
______________________________________
A: Zij had drie kinderen, niet?
G: Ja.
A: Hoeveel jongens?
G: Geen.
A: Waren er meisjes?
______________________________________
A: Dokter, hoeveel autopsies heb je verricht op doden?
G: Al mijn autopsies zijn verricht op doden.
______________________________________
A: Al je antwoorden moeten oraal zijn. Naar welke school ben je geweest?
G: Oraal.
_____________________________________
A: Herinnert U zich op welk tijdstip je het lijk onderzocht hebt?
G: De autopsie is begonnen rond 20h30.
A: En Mr.Dennington was dan reeds overleden?
G: Neen, hij zat op de tafel en vroeg zich af waarom ik een autopsie deed.
_____________________________________
A: Dokter, heb je voor je de autopsie deed de pols gecontroleerd?
G: Neen
A: Heb je de bloeddruk gecontroleerd?
G: Neen.
A: Heb je nagegaan of hij nog ademhaalde?
G: Neen.
A: Wel, is het dan mogelijk dat de patient nog leefde als je de autopsie bent begonnen?
G: Neen.
A: Hoe kan je daar zeker van zijn, dokter?
G: Om dat zijn hersenen in een bokaal op mijn bureau stonden.
A: Maar kon de patient niet dan toch nog in leven zijn?
G: Het is mogelijk dat hij nog in leven was en ergens elders het beroep van A uitoefende....
Deze zinnen komen uit een boek genaamd " Disorder in the court". Op de vertaling na zijn de zinnen exact geschreven zoals ze uitgesproken werden.
G=Getuige en A=Advocaat
______________________________________
A: Wat heeft het onderzoek van het stukje weefsel van de vagina gegeven?
G: Sporen van sperma.
A: Mannelijk sperma?
G: Dat is het enige dat ik ken.
______________________________________
A: Op de morgen van de 25e juli ben je te voet van je hoeve naar de eendenvijver gegaan?
G: Ja.
A: Dus je bent op enkele meter van de eendenren voorbij gekomen?
G: Ja.
A: Is er je iets speciaals opgevallen?
G: Ja.
A: Goed, kan je aan het Hof vertellen wat je gezien hebt?
G: Ik heb George gezien.
A: Je hebt George gezien, de beschuldigde in dit proces?
G: Ja.
A: Kan je aan het Hof vertellen wat George aan het doen was?
G: Ja.
A: Wel, kan je het zeggen alstublieft?
G: Hij zat met zijn spel in iin van de eenden.
A: Zijn "spel"?
G: Je-weet-wel, zijn l... Ik wil zeggen zijn penis.
A: Je bent voorbij de eendenren gelopen, er was voldoende licht, je was nuchter, je ziet goed en je hebt duidelijk gezien wat je ons uitgelegd hebt?
G: Ja.
A: Heb je hem iets gezegd?
G: Jazeker.
A: Wat heb je hem gezegd?
G: "Hi George!"
______________________________________
A: Wat is je geboortedag?
G: 15 juli
A: Welk jaar?
G: Ieder jaar.
______________________________________
A: Tast deze ziekte werkelijk je geheugen aan?
G: Ja.
A: Op welke manier tast ze je geheugen aan?
G: Dat ben ik vergeten.
A: Je bent dat vergeten. Kan je ons een voorbeeld geven van wat je vergeten bent?
______________________________________
A : Kan je ons zeggen wat het eerste was dat je man gezegd heeft toen hij die morgen wakker kwam?
G: Hij heeft gezegd:" Waar ben ik Cathy?"
A: En waarom ben je dan zo woedend geworden?
G: Mijn naam is Susan.
______________________________________
A: Waar heeft het ongeluk plaatsgehad?
G: Ongeveer aan kilometer 499.
A: En waar bevindt zich kilometer 499?
G: Vermoedelijk tussen de kilometers 498 en 500.
______________________________________
A: De jongste zoon, deze van 20 jaar, hoe oud is hij?
______________________________________
A : Was je aanwezig toen je foto werd genomen?
______________________________________
A: Was het jij of je broer die gedood werd tijdens de oorlog?
______________________________________
A: Heeft hij je gedood?
______________________________________
A: Op welke afstand bevonden de voertuigen zich op het moment van de botsing?
______________________________________
A: Je was daar tot je vertrok, is dat correct?
______________________________________
A: Hoeveel maal heb je zelfmoord gepleegd?
______________________________________
A: Zij had drie kinderen, niet?
G: Ja.
A: Hoeveel jongens?
G: Geen.
A: Waren er meisjes?
______________________________________
A: Dokter, hoeveel autopsies heb je verricht op doden?
G: Al mijn autopsies zijn verricht op doden.
______________________________________
A: Al je antwoorden moeten oraal zijn. Naar welke school ben je geweest?
G: Oraal.
_____________________________________
A: Herinnert U zich op welk tijdstip je het lijk onderzocht hebt?
G: De autopsie is begonnen rond 20h30.
A: En Mr.Dennington was dan reeds overleden?
G: Neen, hij zat op de tafel en vroeg zich af waarom ik een autopsie deed.
_____________________________________
A: Dokter, heb je voor je de autopsie deed de pols gecontroleerd?
G: Neen
A: Heb je de bloeddruk gecontroleerd?
G: Neen.
A: Heb je nagegaan of hij nog ademhaalde?
G: Neen.
A: Wel, is het dan mogelijk dat de patient nog leefde als je de autopsie bent begonnen?
G: Neen.
A: Hoe kan je daar zeker van zijn, dokter?
G: Om dat zijn hersenen in een bokaal op mijn bureau stonden.
A: Maar kon de patient niet dan toch nog in leven zijn?
G: Het is mogelijk dat hij nog in leven was en ergens elders het beroep van A uitoefende....