Herinnering aan een groot vechtsportkampioen: Peter Smit
Dit verhaal is geschreven naar aanleiding van de dood van karateka en kickbokser Peter Smit in augustus 2005. ‘Tattookiller’ Cor Pijnen, in het verhaal Cor P., was een hoofdverdachte. Hij kreeg vrijspraak wegens gebrek aan bewijs – een nog altijd omstreden vonnis. In de daaropvolgende jaren zou hij ‘naam maken’ als Tattookiller, maar met de liquidatie van een groot vechtsportkampioen kwam hij heel goed weg. Wie onderstaand verhaal leest mag daar zijn eigen conclusies over trekken. Toen ik het schreef, had ik het gevoel dat er veel viel recht te zetten rondom de liquidatie van Peter, die ik erg goed kende. Iedereen in zijn omgeving werkte volop mee en, hoewel ik het geen makkelijke taak vond omdat de dood van mijn vriend toch altijd nog veel emoties opriep, ook bij mij, is het verhaal heel goed ontvangen. Het deed Peter, zijn gezin en (vechtsport)vrienden, recht. Ik was – en ben – er blij om.
Bedelaars
Een zomerse dag, midden jaren tachtig. We liepen met het Nederlands karateteam een straat in, ik dacht in Boekarest, nog vóór de val van het IJzeren Gordijn. Opeens zagen we, op een rij, allemaal kinderen die op kleedjes langs de muur zaten en bedelden. Uitgeteerd, invalide, met open wonden, de één nog zieliger dan de andere. Natuurlijk klampten ze ons aan; we probeerden rustig door te lopen. Alle teams waren uitvoerig gewaarschuwd, geen geld te geven aan de bedelaars, omdat je daarmee het bedelen in stand zou houden. We zouden het proberen, want de uitleg klonk plausibel. Maar waar bij ons het verstand regeerde, was er één teamlid dat meer naar zijn gevoel luisterde. “Hé!” klonk het keihard achter ons. Peter, die het eerste kind geld gaf, met tranen in zijn ogen. “Kijk nou toch joh, dat is toch niet normaal, zo’n kind!” Bij de tweede was hij echt aan het huilen, bij de vijfde was zijn geld op en keek hij door zijn tranen heen naar zijn teamgenoten. Op een manier die je hart brak maar je ook bang maakte. En aan het eind van de straat had niemand, onder zware druk van een snotterende Peter, nog geld in zijn zak.
Eén voorval uit heel veel, maar het geeft eigenlijk de kern aan hoe ik terug kijk op Peter Smit. Nu, bijna vier jaar na zijn tragische dood, nog steeds met een groot gevoel van gemis. We hebben met het Nederlands karateteam over de hele wereld gereisd, in allerlei kroegen gezeten, feest gevierd, gelachen, verdriet en vreugde gedeeld. Peter stond open voor alles en iedereen, overal zag hij avontuur en mogelijkheden om plezier te maken. Of hij nou moest vechten in Japan, Polen of Maarheze. Een goedzak, een beest in de ring, soms ook erbuiten, maar met een hart van goud. Een heel groot kind, dat zich met ziel en zaligheid ergens in stortte. Als trainer en coach kon je geen betere pupil wensen, hij deed altijd alles honderd procent. En als hij om iets of iemand gaf, wilde hij daar alles wel voor doen. Een eigenschap die hem talloze vrienden bezorgde, maar uiteindelijk ook zijn leven kostte
Kickboksgala
Koen Scharrenberg
Jij bent toch Koen?’ Het was tijdens een kickboksgala begin jaren 80 in, ik dacht Den Haag, dat ik achter mij een wat hese stem hoorde. Wat ik zag toen ik me omdraaide zal ik nooit vergeten. Een fors getatoeëerde jongen zat gemoedelijk te kletsen met wat mensen, op een trapje aan de rand van de zaal. In kickboksbroek, op blote voeten, behoorlijk bezweet, handdoek om de schouders, rode bokshandschoenen aan. Blijkbaar opgewarmd en klaar om de ring in te gaan. Op zich wat wonderlijk om dan tussen het publiek te zitten natuurlijk, maar mijn mond viel echt open van het feit dat-ie doodgemoedereerd een moeizaam vast gehouden sjekkie zat te roken. ‘Jij bent toch bondscoach van het kyokushin karate?’ vroeg de vechter, blijkbaar niets bijzonders ziend in de toch wat ongewone situatie. Ik knikte bevestigend. ‘Veel mooier dan kickboksen,’ zei hij stellig. ‘Maar ja, ik wil wel regelmatig wedstrijden vechten, dus doe ik dat kickboksen erbij. Karate doe ik veel liever, zit veel meer in.’
De ringspeaker kondigde de volgende wedstrijd aan. ‘En in de rode hoek, van Budokai Dordrecht: Peter Smit!’ Gealarmeerd stootten de mensen naast de vechter, die aan een geanimeerd verhaal over karate was begonnen, hem aan. ‘Jij moet Peet!’ Hij sprong op, gaf zijn sjekkie aan iemand naast hem, keek naar mij en zei: ‘niet weg gaan hoor! Ik wil bij jullie trainen.’ Op een looppas liep hij naar de ring, klom het trapje op en sprong over de touwen. Nou, dat zal wat worden, dacht ik. Weer zo’n mafkees die denkt dat-ie met het Nederlands team mee kan trainen, alsof je daar geen topvechter voor hoeft te zijn. Die geen sjekkies rookt vlak voor een wedstrijd. Dat kon dus niks zijn, die Peter Smit.
Twee minuten later dacht ik er iets anders over. De vrij lange, tengere jongen ging in de ring tekeer als een furie. In een onwaarschijnlijk hoog tempo teisterde hij zijn fysiek veel imposantere tegenstander met een spervuur van stoten en trappen, om hem binnen de twee minuten neer te slaan. Bijna ongelooflijk – en ik had ook op dat moment al wel het een en ander gezien op vechtsportgebied. Wat mijn hart echt stal, was dat Peter Smit zijn uitgetelde tegenstander vervolgens weer overeind hielp en nog even een stevige knuffel gaf. Het publiek stond op de banken.
Maar het kan altijd nog vreemder gaan. Peter ontdeed zich van zijn handschoenen, klom gewoon weer uit de ring (een jas of t-shirt en schoenen had hij toch al niet aan) en liep – in looppas – rechtstreeks op mij af. Pakte het sjekkie weer aan van zijn maatje, nam een forse trek en vroeg: ‘wanneer trainen jullie dan?’
Bookmarks